Statistiek afstemmen op hoofdvraag

Wanneer je metingen verricht kan je met de meetresultaten hele verschillende conclusies trekken, waarvan soms meerdere juist kunnen zijn. Ook kan het zo zijn dat je geen conclusie kunt trekken. Redenen daarvoor kunnen zijn:

  • Niet genoeg meetwaarden
  • Er is geen significant verschil.

Aan de hand van onderstaand voorbeeld kan je zien hoe statistiek daar een rol in speelt. Je zou over een klas vanuit deze gegevens kunnen zeggen meisjes én jongens sneller zijn.

Als je dit met drie statistische basisgegevens bekijkt:

 

Meisjes

jongens

gemiddelde

categorie 2,57

categorie 3,26

mediaan

1800 tot 2000m

2000 tot 2250m

Grootste waarde

meer dan 2450m

2250 tot  2450m


Hieruit kan je twee verschillende conclusies trekken:

  • “in deze groep zijn jongens sneller, want gemiddeld leggen ze meer af “
  •  “in deze groep is het een meisje die het snelst gelopen heeft“

Er zijn echter wel kanttekeningen bij.

Gemiddelde: Die is hier op een discutabele manier berekend; je moet eigenlijk alle exact gemeten afstanden bij elkaar optellen en delen door het aantal lopers. Nu bepaal je een gemiddelde “cathegorie” en houdt je buiten beschouwing dat misschien bij de jongens de meesten een afstand onderaan de categorie hebben gelopen (bijv 1801m, 2001m, etc). Bovendien zijn de categorieën ook niet allemaal even groot.

Mediaan: 50% van de meetwaarden is groter en 50% van de meetwaarden is lager dan de mediaan.  Voor de meisjes is dit in de 2e categorie (13 meisjes, het 7e meisje meisje zit in categorie “1800 tot 2000m“). Voor de jongens is dit in de 4e categorie( 15 jongens, de 8e jongen zit in categorie “2250 tot 2450m“).
Grootste waarde: van personen in de groep heeft een meisje het hardste gelopen.

  • Door: LEE, leerlaag: NWO V4
  • '22 sep